UIT HET LEVEN: RIJWIELPLAATJE
Aha, dat geeft een pracht- gevoel, zoo’n nieuw en keurig plaatje,
Weer in ’t étuitje vastgeklemd, of in een huls met gaatje.
Dan rijden we weer frank en vrij langs zelfgekozen wegen.
We vreezen de controle niet, we kunnen er weer tegen!
Het kost ons wel een dierb’re riks, en elke riks is er ééntje,
Maar niemand trapt ons pijnlijk raak, op ’t Nederlandsche teentje.
Nu worden we niet opgebracht, dat is heel goed bekeken,
De volle losprijs is betaald, voor twee en vijftig weken!
We sluipen niet als zulken rond, die steeds de wet ontduiken,
En al verscheiden straten ver, de ambtenaren ruiken.
Of die ’t gezag misleiden gaan, met dikke waterlanders,
Dan wenden w’ ons geërgerd af, dat zijn geen Nederlanders.
En dubbel wee den duisterling, die schichtig rond gaat loeren,
En met een zakelijk gebaar, ons plaatje tracht te moeren.
Hem wacht de schemerstille cel, ver van zijn nabestaanden,
Zijn rijwiel wordt op stal gezet, voor idem zooveel maanden!
We voelen ons dus zeer voldaan, we willen graag betalen,
Wat kan er bij dit nieuw genot, van ’n glimmend plaatje halen?
Hoewel, er in de praktijk, een aarzelend “misschientje”;
Eén plaatje kan er nog mee door, maar vier? Dat is een tientje!!
Juli 1934, Krs.