Het Rijwielplaatje
Hoera, een onding gaat verdwijnen.
Op één Mei worden wij verlos
Van 't beruchte kop'ren plaatje.
Wat ons veel zorgen heeft gekost.
Wat hebben wij hem vaak geknepen
Als het ding vergeten was.
En wat stond het toch armoedig,
Zoo'n hondenpenning op je jas
Had je een plaatje met een gaatje
Dan liep je aardig in de kijk,
Dan was je buitenwaarts bestempeld
Als een werklooze in het Rijk.
Door ieder werkend Nederlander
Is heel veel op dat ding gesmaald,
Want vier en veertig gulden vijftig
Werd in dien tijd door hem betaald.
Behalve de proces-verbalen
En diefstal van zoo'n exemplaar.
Kortom, bij al die narigheden
Had ieder Nederlander zijn bezwaar.
Wij danken de autoriteiten
Voor deze edele, nobele daad.
Op 1 Mei kunnen wij weer heerlijk
In vrijheid fietsen op de straat.
W.P.D.
de Nieuwe Vlaardingsche Courant, 25 april 1941
———————————————————
FIETSPLAATJE
Jij klein, blank, blinkend blikken ding,
u, dat aan mijn fiets, nauw was verbonden,
jouw afscheid wordt thans graag gezien:
je werd verloren en gevonden,
je werd gestolen en verkocht,
voor minder dat je handelswaarde:
je was zo vaak een winstobject
voor vele zwakken der aarde,
zij die het met, het mijn en dijn,
zo nauw niet namen,
die profiteerden van het fijt dat vele altijd weer,
de fietsen, onbeheerd parkeerden.
Jij klein, blank, blinkend blikken ding,
waar ik, mijn rijksdaalder voor moest geven,
Jij ligt er nu finaal dus uit,
er kwam een einde aan je leven.
Jouw rijk, behoort nu tot het verleden,
je zult wel spoedig , zijn vergeten,
je glorietijd, is thans voorbij,
je zult de fietsen, niet meer sieren
en in het simpele plaatjeslied,
gaan wij verheugd, je afscheid vieren!
Je gaf, veel last en narigheid
en menigeen, zo dikwijls zorgen,
nu ga je van de fietsen af
en als, herinnering opgeborgen
Toch bracht je, niet alleen maar leed,
je komst kon ook wel, vreugde geven:
zo dikwijls, schonk jouw waarde toch
in massa, menig mens het leven:
want de vereniging, die bij ons,
Tuberculose bestrijden,
brachten van de metaal-opbrengst
zo vaak verlichting, in het lijden.
Want als je een jaar, had dienst gedaan,
als rijwiel-plaatje, hield je waarde
voor hen die jou, in groot getal
in zakken vol, tezamen spaarde.
Maar desondanks, zijn wij toch blij,
dat je voorgoed, nu bent verdwenen.
straks rijdt heel Nederland, verheugd,
zonder rijwiel-plaatje, henen.
Dedemvaartse Courant, dinsdag 29 april 1941
Rijwiel-belasting per 1 mei afgeschaft.
———————————————————
Het rijwielplaatje R.I.P.
Met een juichkreet neemt elk afscheid,
van jou, koop’ren rijwielplaat.
Want je was een lastig wezen,
als men fietste langs de straat.
Had men jou een keer vergeten,
dan was ’t meestal met ons mis,
want dan was er juist controle,
en was een bekeuring wis.
Elk jaar in de maand augustus,
haalden we je zuchtend op.
Want voor lui met smalle beurzen,
was je komst beslist een strop.
Ook hij, die het ruim kon missen,
had een hekel aan jou, ding!
Thans in deze donk’ren dagen,
brengt ’t verlies verademing.
Doch de schatkist zal je missen,
kleine koop’ren rijwielplaat.
Meer dan negen millioen gulden,
bracht je in Ministers laad.
Doch laat ons daarom niet treuren,
wij zijn thans van jou bevrijd.
Zal er wel iets anders komen,
deze kwelgeest zijn we kwijt.
28 april 1941, Sprankelaar
———————————————————
HET LAATSTE PLAATJE
Rijwielplaatje, al zit je nu al
jaren aan mijn fiets.
Je vertrek laat mij steenkoud en
’t afscheid zegt mij niets.
‘k Voel geen snik prop in mijn keel
en pleng geen zilten traan.
Heusch, ik laat je –rijwielplaatje
zonder weemoed gaan.
Op deez’aarde krijgt de mensch nu
eenmaal niks voor niks,
ieder jaar kostte je mij toch
weer opnieuw een riks!
Ik moest zuinig op je wezen
kostelijke schat:
Elken morgen keek ik naar je
of je er nog zat.
Want al was je maar van koper,
je werd duur betaald.
En wat graag door plaatjes-jagers
van de fiets gehaald.
Alle leed is nu geleden,
rijwielplaat, tabé!
Want voortaan, het spijt mij voor je,
rij je niet meer mee.
Je was dikwijls snel verdwenen,
maar ten einde raad,
neem je zelf nu maar de beenen
Poetst de plaat de plaat!
———————————————————
HET RIJWIELPLAATJE †
Met een juichkreet neemt elk afscheid,
Van jou, koop’ren rijwielplaat,
Want je was een lastig wezen,
Als men fietste langs de straat.
Had men jou een keer vergeten,
Dan was ’t meestal met ons mis,
Want dan was er juist controle
En was een bekeuring wis
Elk jaar in de maand augustus
Haalden wij je zuchtend op,
Want voor lui met smalle beurzen
Was je komst beslist een strop.
Ook hij, die het ruim kon missen
Had een hekel aan jou, ding,
Thans in deze donk’re dagen
Brengt ’t verlies verademing.
Doch de schatkist zal je missen,
Kleine koop’ren rijwielplaat,
Meer dan negen miljoen gulden
Bracht je in Ministers laad,
Doch laat ons daarom niet treuren
Wij zijn thans van jou bevrijd.
Zal er wel iets anders komen
Deze kwelgeest zijn we kwijt.
28 april 1941 SPRANKELAAR