Kwitantie geschreven

Dat het je als mens zwaar kon vallen bij dit monstrum in onze belastingwetgeving je plicht te doen, moge uit het volgende blijken.

Op een vroege morgen hield ik in een buurtschap in de achterhoek een knaap van een jaar of veertien aan die naar zijn werk ging bij een boer.  Hij had geen plaatje bij zich, maar hij verzekerde mij dat hij het ding vergeten had en dat het thuis lag.  Het huis was maar enige tientallen meters verwijderd, zodat ik, hoewel het tegen de voorschriften was, hem in de gelegenheid stelde het plaatje op te halen, opdat hij er met een boete van Hfl. 0.50 ( € 0.23)  af kon komen.

Met zijn fiets aan de hand ging ik met hem mee.  Het hartverscheurende tafereel dat ik toen meemaakte, herinner ik mij nog levendig.  In een armzalige hut zocht een diepbedroefde vrouw, omringd door nauwelijks geklede kindertjes, de centjes bijeen om de boete te kunnen voldoen, onder het slaken van de kreten “jongenlief, hoe heb je ons dat kunnen aandoen”.  Uit allerlei potjes schraapte ze het geld bijeen, maar ze kwam niet verder dan Hfl. 0.47 (€ 0.21).  Op smartelijke toon met de boezelaar tegen de ogen gedrukt, vertelde ze me dat ze nu voor de hele week geen geld meer had om brood te kopen.

Misschien was ik wel een sentimentele hufter van een ambtenaar, maar de kwitantie was geschreven en de wet moest gehandhaafd worden.  Daarom gaf ik de vrouw haar centjes terug en betaalde uit eigen zak de boete.  Denk daar niet gering over.  Ik had toen een gezin met vrouw en kind en verdiende per maand precies Hfl.   100.=     (€ 45.38).    Die    twee     kwartjes  (Hfl. 0.50 / €  0.23) waren gelijk aan  het wekelijkse zakgeld dat we ons konden permitteren en het betekende dus dat ik het die week met 2 pakjes sigaretten en 2 pakjes shag minder moest doen.