De crisis van 1929
'Crisis! What crisis?' (Supertramp)
In 1929 kwam er een voorlopig einde aan het succesverhaal van het kapitalisme. Op 24 oktober stortte de beurs in: de Wall Street-krach. Bedrijven en banken gingen failliet en vele mensen raakten werkeloos. Hoewel de crisis in Amerika begon, bleef hij niet tot Amerika beperkt. Alle geïndustrialiseerde landen werden meegesleept.
De verklaringen voor deze economische crisis dienen gezocht te worden in voorafgaande decennia. In de 'schuldclausule' van het Verdrag van Versailles werd Duitsland als enige verantwoordelijk gesteld voor de schade die in de Eerste Wereldoorlog was aangericht. Dit wakkerde het nationalisme in Duitsland aan. Door de Eerste Wereldoorlog had de oorlogseconomie een enorme uitbreiding van de productiecapaciteit tot gevolg gehad. In de jaren twintig leidde dat vooral in de Verenigde Staten tot een enorme overproductie. Verder was door de ongelijke inkomensverdeling in Amerika de economie afhankelijk geworden van het vertrouwen van vijf procent van de bevolking. Die kleine groep verdiende dertig procent van het nationaal inkomen.
Een andere oorzaak was de speculatie tijdens de 'roaring twenties', toen alles voor de wind leek te gaan. De overvloedige welvaart en de stijgende aandelenkoersen hadden speculanten ertoe verleid op grote schaal aandelen te kopen, met geen andere dekking dan de aandelen zelf. De aandelen waren met geleend geld gekocht en de banken waren lichtzinnig met het verstrekken van leningen.
De crisis en de remedies
Toen de crisis uitbrak, bestonden er geen buffers. Ook gezonde bedrijven werden meegesleurd in de economische afgrond. Managers raakten in paniek. Als een manager een kamer wilde boeken in een hotel werd hem gevraagd: "Springen of slapen?"
De meest voorkomende reactie op de crisis was niets doen. Er bestond een diep geloof in een natuurlijk mechanisme waardoor crisis vanzelf verholpen zou worden. De slogan was: "prosperity is just around the corner." De overheid moest zich er dus vooral niet mee bemoeien. Maar niet iedereen was het hiermee eens. In 1936 publiceerde Keynes zijn General Theory of Employment, Interest and Money. De belangrijkste oorzaak van de crisis was volgens hem, dat de vraag (de consumptie) achterbleef bij het aanbod (de productie). De overheid moest volgens Keynes investeren om de werkgelegenheid en de consumptieve bestedingen te vergroten. Keynes legde daarmee de vinger op de zere plek. Vooral door de koopkracht die inzakte, gingen bedrijven failliet. Dit zou tot nieuwe ontslagen en een verder dalende koopkracht leiden.
President Roosevelt pakte Keynes' ideeën op en realiseerde de 'New Deal', een
overheidsprogramma voor openbare werken dat liep van 1932 tot 1945. De New Deal verzachtte het sociale leed, maar beëindigde de crisis niet. De werkloosheid bleef hoog en de productie was nog steeds niet op het peil van vóór 1929. Uiteindelijk zou pas de Amerikaanse oorlogsinspanning tijdens de Tweede Wereldoorlog (de wapenindustrie) het economisch herstel tot stand brengen.
Pappen en nathouden
De crisis van 1929 bereikte Nederland pas later. Zes procent van de bevolking was in 1929 werkloos. In 1935 was dat 35 procent. De regering wilde door aanpassingen en bezuinigingen de crisis verhelpen: de tering naar de nering zetten. Toen de werkloosheid hoog bleef, moest de regering wel ingrijpen. Voor vele werklozen bleef de situatie uitzichtloos en vernederend. Men moest zich minstens eenmaal per dag melden om de stempelkaart te laten stempelen. Een ander voorbeeld was het fietsplaatje dat op het stuur werd bevestigd als bewijs dat de fietsbelasting betaald was. Vrijstelling kon aan werkelozen worden verleend. Dat werd zichtbaar door een gat in het plaatje.
De mensen die werk hadden, kregen het niet veel slechter. Ze konden genieten van de triomfen van het nationale voetbalelftal dat zelfs naar de wereldkampioenschappen in Rome ging. Dat leverde de eerste voetbalhit We gaan naar Rome op.
De regering stond van 1933 tot 1939 onder leiding van Colijn (ARP), een man van de harde aanpak. Toen er in 1934 een opstand uitbrak in de Jordaan werd die bloedig neergeslagen. Voor het eerst reden er pantserauto's door de Amsterdamse straten. Er vielen zelfs doden. Op verkiezingsaffiches werd Colijn met zuidwester op, afgebeeld als een stuurman op een woeste zee. Ook Colijn was echter niet in staat de crisis te verhelpen. Pas in 1937 was er door de verbetering van de economische toestand weer enige reden tot optimisme, hoewel in Europa het fascisme en het nationaal-socialisme (de Duitse variant van het fascisme) in opkomst waren.
In datzelfde jaar werd ook het romantische huwelijk voltrokken tussen prinses Juliana en Bernhard die afkomstig was uit een klein Duits vorstenhuis. Toen in 1938 Beatrix werd geboren was dat de aanleiding tot spontane en georganiseerde uitbundigheid met daarbij veel vlagvertoon.